Geschiedenis

Het verleden

Het Shaolin Kempo komt voort uit het zeer oude Chinese boksen, ook wel Shaolin-tempel boksen genoemd. Het is de voorganger van alle vormen van boksen in China en naburige landen waaruit Okinawa-karate vrijwel zeker van afkomstig is.

Het Kempo of Shaolin-boksen heeft haar oorsprong in de boeddhistische Shaolin Tempel. Boeddhistische monniken leiden daar een zittend bestaan, voornamelijk om te mediteren. De monniken ontdekten dat ze moesten bewegen om in goede lichamelijke conditie te blijven. Zij ontwikkelden een bewegingsleer met oefeningen die bestonden uit stappen naar voren, opzij en achterwaarts. Ook het heffen van de armen en het op specifieke wijze draaien van de handen zorgden ervoor dat zij soepel en energiek bleven.

Later bleek dat de trainingsmethode van Bodidharma, de Shaolin-monnik die de basis heeft gelegd voor de Chinese vechtkunst, mogelijkheden bood tot zelfverdediging. Vooral in de Shaolin-tempel werden de oorspronkelijke lichaamsoefeningen uitgewerkt, zeer verfijnd en tot een uitermate trefzekere gevechtskunst verheven. De achttien basisbewegingen van Bodidharma werden later uitgewerkt tot 72 respectievelijk 170 mogelijkheden, met een aantal kata’s, kumite’s en verdedigingen.

 

Shaolin Kempo in Nederland

Vanuit China en Indonesië is de vechtkunst naar Nederland overgewaaid. De Indonesiërs leerden vechtkunst van Chinezen en noemden het Kun-Tao. Kun-Tao raakte beïnvloed door de inheemse vechtkunst Pentjak Silat en vice versa. Deze vechtkunsten zijn in de jaren ’50 van de vorige eeuw in Nederland geïntroduceerd onder de naam Kempo.

Na het uitroepen van de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesia Serikat in 1949 werden de in Indonesië aanwezige Nederlanders en Indische Nederlanders voor de keus gesteld, of naturaliseren tot Indonesiër en blijven of terugkeren naar Nederland. De mogelijkheid tot blijven werd vastgelegd in een collectieve overeenkomst, het zogenaamde ‘Warga Negara’ contract (= lid van het land). Omdat hierin wel exact de plichten van de ‘nieuwe Indonesiërs’ werden benoemd, maar de rechten van het individu minder duidelijk waren geformuleerd, hebben de meesten gekozen voor ‘repatriatie’ (terugkeer naar het Vaderland). Zo kwam er aan het begin van de jaren ’50 een grote stroom repatrianten vanuit het voormalig Nederlands-Indië naar Nederland op gang. Onder deze thuisvaarders bevonden zich mensen uit alle lagen en sociale klassen der bevolking, zowel ambtenaren, burgers als actief dienende en voormalige (KNIL-)militairen. Een aantal van deze mensen zoals de heren Faullhaber en Meijers bracht hun kennis en vaardigheden in bepaalde vechtkunsten met zich mee zoals Pencak-Silat, KunTao, Kung-Fu en Tai-Chi. In de eerste jaren na hun aankomst in Nederland groeide er onder deze mensen een grote behoefte om hun Indonesische culturele erfgoed en tradities te bewaren en veilig te stellen voor het nageslacht. Zo werden er verenigingen opgericht die zich richtten op allerlei vormen van kunst en cultuur zoals de Indische kookkunst, het batikken, muziek, zang en dans en ook traditionele vechtkunsten.

Carl Faullhaber en Gerard Meijers zijn de leraren van het eerste uur. Zij zijn zonder twijfel de grondleggers van het hedendaagse Kempo in Nederland. In de vroegste periode begonnen als partners ontstond er toch een verschil van inzicht in het beoefenen van een gecombineerde vechtkunst die zij later de naam Kempo hebben meegegeven. De eerste tak onder leiding van Faullhaber wilde meer de traditionele vorm handhaven waarin duidelijke links te zien zijn met de Indonesische oorsprong. Een stijl die via leraren als de gebroeders Bax, dhr. Degener en dhr. Ariese is uitgegroeid tot een andere populaire vorm van Kempo en in Nederland bekendheid geniet onder de naam Yin & Yang Kempo. De tweede tak onder leiding van dhr. Gerard Meijers ambieerde een vermenging met het Japanse Kyokushinkai-Karate. Na de splitsing heeft dhr. Gerard Meijers zijn stijl doorontwikkeld welke in de vechtkunstwereld werd geïntroduceerd onder de naam ‘Shaolin Kempo: the fighting art of self-defense’.

 

De invloed van Japan

Een aantal beoefenaars van de Indonesische vormen van vechtkunst kwamen in contact met diverse andere vormen van, voornamelijk Japanse, vechtsporten zoals Judo en Karate. Het was dan ook slechts een kwestie van tijd voor een geïntegreerde vorm van vechtkunst ontstond. Een aantal met name Indische leraren zagen deze versmelting met lede ogen aan en richtten zich met veel energie op het bewaken van hun traditionele vormen en technieken. Anderen vergrootten juist hun kennis en vaardigheden door een praktische uitbreiding te zoeken in andere vechtkunsten.

‘Kempo’ is de Japanse term die men gebruikt om vechtkunstsystemen aan te duiden die met China verband hebben. Vrij vertaald betekent ‘Kempo’ zoveel als ‘Weg of wet van de vuist’ of wel ‘Vuistmethode’. In Japans karakterschrift zijn er twee karakters nodig om de term ‘Kempo’ te schrijven. Het eerste karakter betekent ‘Vuist’ en het tweede karakter betekent ‘Methode’ of ‘Weg’. Een Japanner leest deze twee karakters als ‘Chuan’ (Vuist) en ‘Fa’ (Methode of Weg/wet). Dit zijn de laatste twee karakters in ons logo. De eerste twee karakters staan voor ‘Shao’ en ‘Lin’.

De term ‘Kempo’ verwierf door de allereerste gezaghebbende Engelstalige boekwerken in de beginjaren zestig wereldwijde bekendheid. Het eerste ‘martial-arts boekwerk’ (boek omtrent Chinees-Okinawaanse gevechtskunst) dat ooit is verschenen dateert uit 1922. Het is een Japans boekwerk, geschreven door de Okinawaanse onderwijzer Gichin Funakoshi (1868-1957), de grondlegger van het nu bekende Shotokan-karate, en het draagt de titel ‘Ryukyu Kempo Toudijutsu’ (Tou verwijst naar het Chinese Tau, het welk doelt op ‘De Weg’ in spirituele betekenis en ‘di’ verwijst naar ‘ti’ of ‘te’ hetgeen zoveel als ‘hand’ betekent). In de periode 1963 tot en met 1970 verschenen er Engelstalige publicaties van o.a. Ed Parker, Masutatsu Oyama, Gogen Yamaguchi, Robert Smith, Donn F. Draeger en Doshin So, waarin de term ‘Kempo’ werd gebruikt als verwijzing naar Chinese vechtkunsten. Veelal wordt de Japanse term ‘Kempo’ in het Engels vertaald als ‘Chinese Boxing’.

 

Vechtkunststromingen

Het verband met China kan wanneer men de term ‘Kempo’ gebruikt, nogal ruim worden gezien en ingevuld. Er zijn talrijke legenden en verhalen in omloop met betrekking tot het ontstaan en de bron van de krijgskunst tradities. Zo is er een bekend Chinees gezegde dat luidt: ‘Alle vechtkunsten onder de hemel vinden hun oorsprong in de Shaolin Tempel’. Hiermede wordt verwezen naar de Shaolin Tempel die in 495 na Christus werd gebouwd aan de voet van de westelijke hellingen van het Songshan-gebergte dat gelegen is in Centraal China, in het district Denfeng in de provincie Honan. De Shaolin Tempel heeft een stempel gedrukt op het oosterse denken. De stichting en de verspreiding van het Ch’an of Zen Boeddhisme heeft zijn bakermat in de Shaolin Tempel, ook wel genoemd Shaolin Klooster.

Het eerder genoemde Chinese gezegde bevat een kern van waarheid maar is ook wat overdreven. Dat alle vechtkunstsystemen voortkomen uit de traditie van een Tempel is een iets te eenvoudige voorstelling van zaken. Een autoriteit op het gebied van de vechtkunsten, Robert W. Smith, maakt in zijn boek ‘Aziatische Vechtkunsten’, geschreven samen met Donn F. Draeger in 1975, een voorzichtige schatting van het aantal Chinese vechtkunststromingen. Hij inventariseert er minimaal 400. Enkele voorbeelden van bekende vechtkunststromingen die de term ‘Kempo’ gebruiken om hun stijlrichting aan te geven zijn o.a. Shorinji Kempo, Nippon Kempo, Okinawa Kempo, Inyo Ryu Kempo, Tai-Ki Kempo, Ed Parkers Kempo en Ryukyu Toudijutsu Kempo.